Eén miljoen van acht miljoen plant- en diersoorten wereldwijd wordt met uitsterven bedreigd. Het uitsterven van soorten is een natuurlijk proces, maar de snelheid waarmee dat nu plaatsvindt, is alarmerend. Een grote diversiteit aan soorten is van levensbelang: hoe groter het aantal verschillende organismen die samenwerken in een ecosysteem, hoe makkelijker dat systeem schokken kan opvangen. Én zich weer kan herstellen. Biodiversiteit is broodnodig voor ons welzijn en ons voortbestaan, want het geeft ons zekerheid van voedsel en energie, maakt ons minder kwetsbaarheid voor natuurrampen en zorgt voor toegang tot schoon water en grondstoffen.

Biologische boeren zijn voorvechters van biodiversiteit

Een bioboer denkt mee met de natuur en maakt handig gebruik van de kracht van het ecosysteem op en rond zijn boerderij. Een bioboer heeft ook bijzondere aandacht voor alle niveaus van biodiversiteit, ook voor de genetische diversiteit van gewassen, die zorgt voor variatie in het erfelijke materiaal en een grotere variëteit aan eigenschappen. Eigenschappen die vroeg of laat nodig kunnen zijn om het hoofd te bieden aan nieuwe omstandigheden of plagen.

Agrobiodiversiteit staat onder druk

Vandaag staat de genetische gewasdiversiteit of agrobiodiversiteit onder druk door genetische technologie (afgekort als gentech). Gentech is een moderne vorm van biotechnologie waarbij het DNA van een organisme wordt aangepast. We noemen zo’n gewas een genetisch gemodificeerd organisme (ggo of gmo in het Engels). De aanpassing is bedoeld om de rassen resistent te maken tegen ziekten of tegen bepaalde bestrijdingsmiddelen, of soms om extra voedingsstoffen te bevatten of onder slechtere omstandigheden te kunnen groeien. Gentech lijkt op het eerste gezicht heel voordelig voor onze voedselproductie, maar het brengt enkele gevaren met zich mee.

Gevaren van gentech

In de eerste plaats worden ggo-gewassen ontwikkeld op maat van de industriële landbouw, waarbij op een stuk land jaar in jaar uit één gewas wordt verbouwd. Die manier van werken put de bodem uit en tast die biodiversiteit aan. Een duurzame boer verbouwt verschillende gewassen op zijn percelen. Dat is een traditionele en werkzame manier om te werken aan natuurlijke bodemvruchtbaarheid en zich te wapenen tegen het risico van misoogsten of plagen. Gaat het mis met het ene gewas, dan kan de boer altijd nog het andere verkopen. In een monocultuur daarentegen, zeker wanneer die jaar na jaar op hetzelfde veld herhaald wordt, loopt men het risico dat nieuwe ziekten of plagen zich explosief uitbreiden. Om dat op te vangen, maakt de industriële landbouw gebruik van grote hoeveelheden chemische gewasbeschermingsmiddelen zoals insecticiden, fungiciden en herbiciden, die op hun beurt voor problemen zorgen, zoals het verlies aan bodemleven en de vervuiling van het grondwater.

Een tweede nadeel van gentech is dat maar een klein aantal biotechbedrijven gentechgewassen leveren aan boeren. Het zijn gepatenteerd rassen die zichzelf vaak niet eens kunnen voortplanten. Boeren moeten de speciale zaden elk jaar opnieuw aankopen, inclusief bijbehorende kunstmest en pesticiden. Vanwege de alsmaar hogere prijzen voor die middelen en de alsmaar dalende prijzen voor landbouwproducten raken boeren niet meer uit de kosten. Tegelijkertijd worden ze afhankelijk van een zeer beperkt aantal zadenleveranciers voor een van de meest essentiële grondstoffen van hun bedrijf.

Het laatste gevaar schuilt in uniformisering. Willen gentechbedrijven de ontwikkelingskosten voor genetisch gemanipuleerd zaaigoed terugverdienen, dan moeten ze die zo uniform mogelijk maken en op zo groot mogelijke schaal aan de man zien te brengen. Maar regio’s wereldwijd verschillen enorm qua bodemsoort, weersomstandigheden, klimaat. Een dergelijk gewas kan nooit goed aangepast zijn aan al die verschillende regio’s. Bovendien riskeert een plaag of ziekte zich wereldwijd te verspreiden door die uniformisering. En dat kan de voedselvoorziening juist heel kwetsbaar maken. In de biologische landbouw is gentechnologie verboden. Maar ook in de biologische landbouw worden deels rassen gebruikt die zichzelf niet kunnen voortplanten; de sector is nog te klein om voldoende te kunnen wegen op de beslissingen van de veredelaars.

Investeren in eigen zaadteelt

Gelukkig investeren verschillende Vlaamse bioboeren in eigen zaadteelt. Zij maken gebruik van natuurlijke veredeling. Dankzij de brede genetische basis is een natuurlijk veredeld ras robuuster: het is beter bestand tegen de gevolgen van klimaatverandering en ziekte, bijvoorbeeld. Bovendien zijn de zaden het product van – en daarom goed aangepast aan – de lokale kenmerken van de bodem, de weersomstandigheden, tot zelfs de wensen van de boer en de lokale consument toe. De boer kan zaden verder blijven doorontwikkelen naar de lokale heersende omstandigheden. En hij of zij kan in de toekomst blijven inspelen op lokale veranderingen.

Waarom bioboer Davy oude granen teelt

Daarnaast kiezen vele bioboeren voor een grote diversiteit aan gewassen op hun veld en grijpen ze vaker dan andere terug naar oudere rassen. Een voorbeeld van een Landgenotenboer die actief meewerkt aan genetische diversiteit, is bioboer Davy van het Vlinderveld. Hij teelt zaden van oude vergeten granen voor bakkerij Broodnodig in Hofstade. Oude granen zijn de voorouders van onze huidige granen. Ze werden een paar duizend jaren geteeld, maar in de laatste decennia geleidelijk aan vervangen door de graansoorten die we nu het beste kennen, zoals tarwe. Nochtans zijn oude granen weerbestendig en ze gedijen op minder rijke grond. Daarom hebben ze nauwelijks kunstmatige bemesting nodig. Bovendien zijn ze resistenter tegen ziektes, waardoor pesticiden zich minder opdringen. En ze zijn voedzamer en lekkerder, omdat ze geen kweekprogramma’s doormaakten en hun voedingsprofiel niet veranderde. Ze zijn hun authentieke zelf, vol mineralen, eiwitten én smaak. Geen verrassing dus dat Bakker Marc met die oude granen het lekkerste brood bakt en dat Davy met veel plezier meewerkt aan dit duurzaam verhaal.

Boeren kunnen grond van De Landgenoten loopbaanlang huren als ze zich inspannen om de bodem goed te verzorgen en biologisch te telen, dat wil zeggen: minstens voldoen aan de Europese biowetgeving. Landgenoten-boeren gaan vaak een stapje verder dan die wetgeving. Ze nemen duurzaamheid nog wat strikter, hebben extra oog voor lokale herkomst, duurzame verpakking en transport of werken zoals Davy mee aan het instandhouden van oude rassen met een brede genetische diversiteit. Dat is wat De Landgenoten toejuicht en met plezier ondersteunt. Want hoe cruciaal gezonde bodems ook zijn voor onze toekomstige voedselproductie, we hebben ook robuuste zaden nodig en een brede zadenbank.


Foto's door Frédéric Paulussen