Op zaterdag 20 april organiseerde De Landgenoten haar debat over publieke landbouwgrond en commons in De Vooruit. Het werd een levendig gesprek over de rol van duurzame landbouw, overheid én bioboeren. ‘Je kan als overheid niet neutraal zijn in de richting waar je als beleid naartoe wilt gaan.’
Dat landbouwgrond een bijzonder actueel thema is, daar twijfelde niemand aan tijdens ons uitverkochte debat. De prijzen van landbouwgrond swingen al jaren uit de pan en boeren kunnen steeds moeilijker aan grond geraken. Toegang tot landbouwgrond was een van de grote verzuchtingen tijdens de boerenprotesten van afgelopen weken. Mede daarom komen publieke landbouwgronden sterker onder de aandacht. Ze kunnen een belangrijke schakel vormen in hoe we de landbouw van de toekomst vormgeven.
Niet gek dus dat er vandaag veel over publieke landbouwgronden wordt gedebatteerd, vertelde onze host Dirk Holemans. Gelukkig konden wij op deze interessante materie een nieuw licht werpen dankzij ons veelzijdige panel: Tine De Moor (hoogleraar collectieve actie in historisch perspectief), Cathérine Fierens (Leefmilieu Brussel), Koen Trappeniers (VLM, diensthoofd grondzaken), Maarten Cools (bioboer CSA De Goedinge) en Fien Vansevenant (onderzoekster), die het debat op gang trok met een prikkelend idee: de Zorgderij.
‘Na het proces tegen de verkoop van OCMW-gronden aan een bedrijf van Fernand Huts werd in Gent de verkoop van publieke gronden gepauzeerd’, vertelde Fien. ‘Ik wilde onderzoeken wat die gronden in de toekomst voor de stad zouden kunnen betekenen.’ Uit haar masteronderzoek kwam het idee van zorginstellingen voort, die samenwerken met lokale boeren om voedsel te verbouwen voor gebruik in de zorg. Op die manier zouden er veel uitdagingen in één keer opgenomen kunnen worden: ouderen krijgen gezonde voeding, rondom deze voedselstromen ontstaan levendige gemeenschappen en lokale boeren krijgen extra afzetkanalen voor hun producten. ‘Overheden moeten verder durven kijken dan de monetaire waarde van landbouwgrond,’ besloot Fien.
Boer en burgers
‘Als overheden de initiatieven die Fien beschrijft zou subsidiëren, kan je een grotere afzet creëren voor lokale boeren,’ meende bioboer Maarten Cools, die vertelde dat de landbouw voor velen vandaag geen fair inkomen genereert. ‘Ik geloof dat je op die manier meer boeren richting agro-ecologische landbouw kan sturen.’ Zelf merkte hij dat zulke samenwerkingen stilaan bespreekbaar worden. ‘Alleen zijn industriële keukens van woonzorgcentra of ziekenhuizen niet voorzien voor producten van kleine boeren. Ze willen gesneden, gewassen en verpakte groenten. Als wij dat zo moeten aanleveren, dan schiet onze prijs de hoogte in. Maar dat grootkeukens voor zulke gesprekken openstaan, vind ik veelbelovend.’
Daarnaast pleitte Maarten ook voor een open gesprek tussen boeren en bestuurders. Met zijn bioboerderij De Goedinge werkt hij via een gebruiksovereenkomst van negen jaar, die twee keer verlengd kan worden, op Gentse OCWM-grond. ‘In 2027 loopt onze overeenkomst af. Mogen we daarna verder doen? Dat is spannend, natuurlijk. Al weten we wel dat ons project goed ligt bij de beleidsmakers van nu. Maar wat als daar tegen dan andere politici zitten?’
Hij begrijpt wel dat beleidsmakers een stok achter de deur willen bij de start van een landbouwproject waaraan specifieke verwachtingen en misschien zelfs beleidsdoelstellingen gekoppeld zijn. Maar waarom moeten boeren nog schrik hebben om hun grond te verliezen als ze goed draaien en zich al bewezen hebben?
Een mismatch tussen het beleid en de boeren, kan brandstof zijn voor coöperatieve organisaties. ‘Soms worden coöperaties opgericht uit miserie, bij gebrek aan iets beters’, vertelde professor Tine De Moor. ‘Je ziet ze vaak opduiken in sectoren waar de overheid zich heeft teruggetrokken en de markt geen aantrekkelijk en betaalbaar antwoord heeft ontwikkeld. Zoals in de Nederlandse zorgsector. Dankzij de privatisering ervan schieten de zorgcoöperaties daar uit de grond. Dat die er in België nog niet zoveel zijn, is eigenlijk een goed teken.’
Boer en beleid
Welke rol kunnen overheden spelen bij organisaties die zich inzetten voor biolandbouw en toegang tot landbouwgrond? Daarover verschilden alvast de meningen van Cathérine en Koen. Koen ziet, als vertegenwoordiger van de Vlaamse Landmaatschappij, een instelling die valt onder de bevoegdheid van de minister van Omgeving, samenwerkingen met coöperaties zoals De Landgenoten en bioboeren zeker zitten. ‘Maar we moeten neutraal blijven en geen enkele organisatie bevoordelen.’
Daar was Cathérine als beleidsmaker van Leefmilieu Brussel het niet mee eens. ‘Je kan niet neutraal zijn in de richting waar je als beleid naartoe wil gaan,’ legde ze uit, wijzend naar hoe Wallonië en Europa kijken naar biologische landbouw.
‘Er is een aanzienlijk verschil tussen Wallonië en Vlaanderen’, gaf Koen meteen toe. ‘Dit verschil wordt deels beïnvloed door de geografie van Wallonië waardoor biologische landbouw er makkelijker te implementeren is. Maar Wallonië heeft inderdaad ook een duidelijkere visie op en voorkeur voor biolandbouw. Ik geloof ook dat duurzame landbouw de enige weg voorwaarts is. Het huidige model lijkt niet langer levensvatbaar te zijn.’
Cathérine vertelt hoe Leefmilieu Brussel inspanningen leverde om voedselproductie voor de lokale bevolking te bevorderen: ‘In Brussel hebben we publieke infrastructuur gratis ter beschikking gesteld voor kleine boeren uit de streek die zelf geen infrastructuur hebben. Daar is materiaal om groenten te verpakken, een weverij, een restaurant. Dat kost veel geld dat je achteraf moet kunnen verantwoorden. Maar ook dat is de rol van de overheid.’
Professor Tine De Moor bracht expliciet enkele aandachtspunten voor een commons-project als De Landgenoten naar voren. Zo suggereerde ze om de mogelijkheid van een franchise-model te bekijken waardoor snelheid van handelen en lokale eigenheid verbonden kunnen worden. Ook adviseerde ze De Landgenoten om haar veelzijdigheid uit te spelen: een ‘multipurpose’ aanpak. We maken diverse doelstellingen waar; door ze explicieter te benoemen, trekken we mogelijk een divers publiek aan. Voorts nodigde ze De Landgenoten uit om voldoende aansluiting te zoeken bij andere organisaties om de kwetsbaarheid die gepaard gaat met een grote interne focus te vermijden.
En zo werden personeel, bestuur en vele aandeelhouders en sympathisanten geprikkeld voor de volgende tien jaar. Het was bijzonder fijn om de grote betrokkenheid van het voltallige publiek bij het thema te herontdekken. In de komende maanden zullen we nog geregeld stukken brengen die onze kijk op tien jaar De Landgenoten verfrissen en ons klaarstomen voor een nieuw feest in 2034. Blijf jij aan boord?
Word hier aandeelhouder van De Landgenoten en koop samen met ons grond voor bioboeren.
(Foto's door Martin Corlazzoli)