Het eerste doel van De Landgenoten is landbouwgrond aankopen en bestemmen voor biologische landbouw voor altijd. Toch kijkt De Landgenoten al enkele jaren ook naar publieke grondeigenaren als mogelijke bondgenoten om bioboeren een zekere toegang tot grond te bieden. Om inspiratie op te doen trok De Landgenoten op veldbezoek naar de Franse boerderij Ferme de l’Envol en nam schepen van Omgeving Neyens van Wommelgem en teamcoach Ruimte Naessens van Gent mee.

Portret Bruno De Wever

 
Er zijn publieke grondeigenaren op vele bestuursniveaus: gemeentes, steden, OCMW’s, intercommunales, provincies enzovoort. Vooral bij de steden en gemeentes bespeuren we sinds enkele jaren een innovatieve houding ten aanzien van de landbouwgronden in hun eigendom. Leuven en Gent, om er maar twee te noemen, lanceerden al enkele oproepen om hun gronden te laten beheren door boeren met een innovatief en maatschappelijk waardevol landbouwproject. Vaak ligt er een focus op lokale voedselvoorziening en op ecologische praktijken.

Deze focus houdt verband met beleidsdoelstellingen die het bestuur zich heeft opgelegd: denk aan een voedselstrategie, een klimaatbeleid, een (zuiver) waterbeleid, een beleid rond lokale tewerkstelling of sociale integratie. Steden die aan de slag gaan met de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s) van de Verenigde Naties merken al gauw dat landbouwgrond hierin een ondersteunende rol kan spelen. Publieke besturen kunnen daarbij opereren vanuit hun rol als grondeigenaar, maar ook als facilitator of regulator.

 

Inspiratie

Om inspiratie op te doen en vooral om te leren uit de realisatie van concrete projecten, nam De Landgenoten deel aan een boerderijbezoek onder Parijs georganiseerd door het Europese netwerk Access-to-land. Schepen van Omgeving Ludo Neyens van Wommelgem en teamcoach Ruimte Eva Naessens van Gent vergezelden ons vanuit Vlaanderen. Andere deelnemers waren afkomstig uit diverse Franse regio’s, Catalonië, Schotland en Brussel. Het bezoek werd geflankeerd door verschillende workshops om de projecten met bijhorende obstakels en succesfactoren van de diverse publieke besturen te leren kennen.
 
Het valt op dat de diverse besturen gelijkaardige acties opzetten: ze installeren agro-ecologische of bioboeren op hun gronden, organiseren een wekelijkse boerenmarkt, voorzien in opleidingen voor nieuwe boeren of in zogenaamde incubator farms waar boeren voor langere tijd kunnen proefdraaien, een gedeelde verkoopshal of verwerkingseenheid en ze kopen zelf lokale en biologische voeding aan. Vooral dat laatste is in Frankrijk aan een opmars bezig: scholen liggen onder het beheer van steden en gemeentes en sinds 2018 stelt de wet Egalim dat 20% van de schoolmaaltijden biologisch moet zijn en 50% kwaliteitsvoeding. Die wet begint effect te hebben.

Van vlieg- naar bioveld

In de streek ‘Coeur d’Essonne’, een agglomeratie onder Parijs, sloegen 21 gemeentes de handen in elkaar om een oud vliegterrein om te toveren tot biologische boerderij. De streek ligt in een peri-urbaan gebied en heeft te kampen met een verlies aan landbouwgrond ten behoeve van industrie en distributie. Dat verlies – emotie blijkt een sterke drijfveer voor steden en gemeentes om in actie te schieten – deed de gemeentes besluiten tot de toewijzing van de grond. De Ferme de l’Envol kan in totaal 75 ha grond gebruiken, maar startte voorlopig op 12 ha met groenteteelt. Na 4 jaar slagen ze er reeds in om jaarlijks 200 ton biologische groenten te verdelen aan restaurants, grootkeukens en particulieren. Op termijn willen de initiatiefnemers uitbreiden met graanteelt en veeteelt.
 
Tegelijk met de creatie van de Ferme de l’Envol, onderzocht de agglomeratie hoe ze ook andere boeren en burgers kan betrekken bij een transitie naar een meer duurzame landbouw. Ze ontwikkelde een plan van aanpak waarbij boeren advies krijgen over diverse aspecten als diversificatie van het inkomen, aanpassing van landbouwpraktijken, het zoeken van grond. Aan burgers worden nieuwe eetgewoontes aangeleerd onder meer door lokale en duurzame voedingswaren te promoten en makkelijk toegankelijk te maken. Tenslotte wordt over sectoren heen een training voorzien om boeren, cateraars, retail en onderzoek mee in de transitieboot te trekken.

Nieuwe inzichten

De vele initiatieven en ideeën brengen ook schepen Neyens op nieuwe inzichten. “Wij hebben momenteel 3,5 ha gemeentegrond in concessie gegeven aan bioboerderij Loof en Bezen. Ze hebben op zes jaar tijd een bloeiend tuinbouwbedrijf uitgebouwd, met groenteteelt, kleinfruit, snijbloemen en een voedselbos. Klanten komen zelf plukken op het veld. Bovendien bevindt de pluktuin zich in het groene hart tussen Wommelgem Centrum en het Laar. Het is niet slecht om hieraan te werken met een zeer concreet project. Tegelijk zie ik wel dat het tijd is om dit verder uit te bouwen in de vorm van een visie of strategie. Wat ik hier heb gehoord, geeft zeker inspiratie.”
 
Bij Eva Naessens van de stad Gent horen we eveneens enthousiasme. “Onze stad buigt zich momenteel over het grondbeleid en daarbij is het feit dat flink wat van de Gentse gronden buiten Gent liggen, een extra uitdaging. Als ik luister naar de projecten die in andere regio’s van Europa worden ontvouwd, dan besef ik dat we groter moeten denken. We zouden ook met meerdere steden en gemeentes de koppen bij elkaar kunnen steken en samenwerken.”

Gent is nochtans niet aan haar proefstuk toe. Gent heeft al tien jaar een voedselstrategie die ontstond vanuit het stedelijke klimaatplan en sinds 2023 ook een landbouwvisie. Gent kent 9 wekelijkse boerenmarkten, 8 CSA-boerderijen, meer dan 100 afhaalpunten voor lokale groenten… Gent kan met recht en rede een van de pioniers genoemd worden in deze thematiek. 

Om ruimte te creëren voor de visievorming rond grondbeleid werd een moratorium op de verkoop van OCMW landbouwgrond ingesteld. “Dat is geen eenvoudige oefening”, stelt Eva. ”Velen binnen de stad en het OCMW zijn het erover eens dat de verkoop van landbouwgrond in feite niet de juiste oplossing is. Maar de investeringsnoden van het OCMW voor sociale doelen zoals sociale huisvesting en woonzorgcentra zijn groot. En daar moet een oplossing voor gevonden worden die ook op lange termijn werkt.”
 
Het wordt dus uitkijken naar de inspanningen van de (nieuwe) Vlaamse overheid. In tegenstelling tot Wallonië waar reeds langer een progressieve koers wordt aangehouden, lijkt Vlaanderen zich nog maar naar de startblokken te begeven. We kijken uit naar het advies van de SALV over publieke landbouwgrond en hopen dat boeren worden warm gemaakt en ondersteund voor een echt transitietraject. Nog tot 29 september kunnen burgers en beleidsmakers in de tentoonstelling Gentse Gronden inspiratie opdoen. We rekenen erop dat velen die kans grijpen.